De Oer Quatfassen

Even voorbij Amersfoort begint het zachtglooiende Midden Europese landschap dat zich, als je naar het oosten reist, uitstrekt tot ver voorbij Moskou. Af en toe wat bos, heuvels, veel akkers, aardappelvelden, een enkele zandverstuiving.
Als je door dat landschap reist stel je je voor hoe mensen daar vroeger hebben geleefd. Op zichzelf aangewezen, levend van hun eigen vee en hun eigen moestuin.

Hand - en spandiensten
Het Duitse binnenland werd beheerst door de adel. Boeren in het gebied moesten als belastingvergoeding naast pacht en andere belastingen de gehate hand en spandiensten leveren voor de landheer.
De rijkste boeren (Vollmeier, Vollspänner, of Vierspänner) leverden een span met 4 paarden. Halbspanner leverden twee paarden. Die moesten 'samenspannen' met andere Halbspänner. De overige boeren leverden de handdiensten.

Het was een feodale maatschappij. Iedereen was afhankelijk van de adellijke lieden die hun gebiedjes beheerden. Aan hen moesten ze bij wijze van belasting hand- en spandiensten leveren. De mensen daar hadden weinig contact met de rest van de wereld. Alles was ver weg, geen zeeën en rivieren in de buurt. Alleen af en toe een reizende handelaar die verhalen kon vertellen over hoe het in andere plaatsen toeging. Soms passeerde misschien ook een leger dat even tijdelijk neerstreek, wat roofde en verkrachtte en dan weer verder ging naar het volgende slagveld. Tot laat in de 17e eeuw was heksenvervolging er nog heel normaal.
Midden in dat landschap, in het oude vorstendom Lippe, heb je piepkleine dorpjes en stadjes met boerse namen als Matorf, Barntrup, Lemgo, Talle, Hillentrup. Ook daar was het vaak onrustig. Verschillende grafen en vorsten betwistten tot 1812 het grondgebied.
In dat deel van Duitsland woonden de oudst bekende voorouders van de Nederlandse Quatfassen-tak. Hun achternaam werd steeds op een andere manier gespeld, en hun voornamen lijken vaak op de namen die tot voor kort nog vaak gebruikt werden door de Quatfassen in Nederland. Hun geschiedenis begint rond 1690 met Tönies Quadfasel.

Lang voor die tijd waren er al Ridders von Selbach die Quadvassel of Quadfassel genoemd werden. Zij woonden o.a. in de omgeving van Siegen.
Is onze naam Quatfass afkomstig van deze Duitse landadel? In dat geval gaat de familiegeschiedenis terug tot 1290.

Voorouders in Lippe

De rechte lijn vanaf Tönies loopt als volgt:

Tönies Henrich Quadfasel - 1690 ( in het 'Rittergut' Wierborn)
Henrich Christian Quadfaß -
1715 ('Krüger' in Hillentrup, getrouwd met Anna Lisabeth Hoppen )
Simon Henrich Quadfaß - 1745 (Ook 'Krüger' in Hillentrup en getrouwd met Anna Maria Elisabeth Brand )
Joh. Friedrich Christoph Quatfaß - 1781 (Boer in Matorf Pillenbruch en getrouwd met Anna Sophia Bernd Bartling)
Johann Friederich Quatfass - 1811 (Hij werd tuinder in Watergraafsmeer en trouwde daar met Hermina Wigand. Zij was ook van Duitse afkomst)

Rawaule 6 Hillentrup

 


Andere Oer-Quatfassen

Quatfassen in Lemgo

Rubu(?) Quadfasel trouwt vóór 1626 in Lemgo met Ploni Meijer

Quatfassen in Grießem (Niedersachsen Landkreis Hameln-Pyrmont) net over de grens van Nordrhein-Westfalen.

 

                                  I
Kind van Johann Quatvasel en Margaretha Köster

                                  I
Kinderen van Jobst Quatvasel en Magdalena Fischer

                                  I
Kinderen van Johan Jobst Quadfasel en Anne Cathrine Sölken

                                  I
Kinderen van Johan Gerd Quatfasels en Anna Christine Reese

Quatfassen in Uhlental (Nordrhein-Westfalen, kerkgemeente Sonneborn)

Lülf Quadfasel trouwt in 1646 in Uhlental met Margreta Krop

                                  I
Is deze volgende Quadfasel een kind of kleinkind van hen? Gezien de leeftijden lijkt het waarschijnlijk dat er een generatie tussen zit.

(voornaam niet bekend) Quadfasel trouwt in 1685 in Ulhlental met Bödeker                                 I
Zij hebben een zoon:

Henrich Quatfasel hij trouwt in 1718 met Trine Liesebeth (achternaam onbekend) Zij hebben minstens vijf kinderen.

                                  I
Dochter van Hans Henrich Quadfasel en Anna Elisabeth Piels (Geboren iets meer dan 6 maanden na het huwelijk?)

Quatfassen in Sonneborn (Nordrhein-Westfalen, vlakbij Uhlental)

Henrich Quadfasel
Zijn kinderen:

Anna Catharina Quadvasel (dochter van Henrich uit Uhlental) trouwt op 14 oktober 1741 met Hans Henrich Grevener
Anna Elisabeth, Quadfasels
(dochter van Henrich uit Uhlental) trouwt op 24 oktober 1747 met Johan Cord Brand
Johan Ludolph Quadfasel
(zoon van Henrich uit Uhlental) trouwt op 13 april 1755 met Grete Ilsabein Greveners
Hans Herm. Quadfasel, trouwt op 23 september 1762 met Anna Elisabeth Puls
Anna Christine Quadfasels trouwt op 14 maart 1784 met Joahnn Herman Wismann (is zij de Anna van Hans Henrich hierboven?)

Quatfassen in Wierborn / Barntrup (Nordrhein-Westfalen, het oude Vorstendom Lippe)

Anna Maria Quadvasels trouwt op 17 mei 1701 met Johan Friderich Schlüter

Tönies Henrich Quadfasel geboren in 1690 (Was hij afkomstig uit Uhletal of uit Grießem? Door de band met de familie Brand, lijkt Uhletal het kansrijkst) (ook in de archieven als Quadvasels en Quadvasel)

Tönnies Quadvasel trouwt op 1 september 1694 met Lisabet Nöltings (is dit dezelfde Tönies? Dan klopt de leeftijd niet.)

Tönnies Quadvasel trouwt op 16 september 1708 met Anna Ilsabein Meiers (tweede huwelijk? Of is dit de Tönnies uit 1690?))
Uit dit huwelijk heeft hij 6 kinderen.

                                  I
Johan Quadfasel
en Anna Lucia Elfbain hebben een zoon

                                  I
Misschien volgt nu een zoon van Quadfasel en Anna Cortina maar mogelijk zit er nog een extra generatie tussen

                                  I
Kinderen van Quadfasel en Karolin Deppe

Quatfassen in Hillentrup

HEKSERIJ
Het huis van 1749 is waarschijnlijk herbouwd (na een brand?) want vanaf 1519 wordt het al genoemd als eigendom van de kerk. Ritmeester Caspar Hoppe werd in 1640 pachter van het huis door een huwelijk met de weduwe van de vorige kroegbaas. Die weduwe was van halfadellijke afkomst (Catharine Meyer zu Dinglinghausen). Het huwelijk met haar was een goede zet van Hoppe want later werd hij benoemd tot Amtmann van Blomberg. Hij zorgde er voor dat het huis in 1651 door Graaf Casimir werd afgepakt van de kerk en tot erfelijk “freien Gut” van de familie Hoppe werd verklaard. Wel moest nog een jaarlijkse afdracht aan de kerk worden betaald.
Na zijn dood in 1652 ging zijn weduwe met haar kinderen in de regiohoofdstad Lemgo Wonen. Lemgo was in die tijd het Europese centrum van de heksenjacht. De dochter van de weduwe Hoppe, Margarete Catharine, ging in Lemgo op school bij meester Hermann Beschoren die kort daarna van hekserij beschuldigd werd. Tijdens de twee dagen durende folteringen bekende hij dat hij veel van zijn leerlingen de hekserij geleerd had. De dochter werd in Detmold samen met de andere leerlingen volgens de regels van het evangelische kerkgericht in een soort ontheksingskliniek onder gebracht.
In 1654 werd meester Beschoren terechtgesteld en ging de weduwe Hoppe terug naar haar oude huis. Ze nam het beheer weer over van de pachter Christof Wulf.

De oude Kroeg van Hillentrup, Rawaule 6 (vroeger huis nr. 30) is van 1749 tot 1901 bewoond door achtereenvolgende generaties Quadfaß. Op oude huizen in het gebied wordt vaak in hout gesneden wie het huis bouwden: Henrich Christiahn Kwotfas en Anna Lisebet Hoppen.
Huis Rawaule 6 HillentrupDoor het huwelijk in 1736 tussen Henrich Christian Quadfasel en Anna Lisebet Hoppen kwam het huis in het bezit van de Quatfassen. Henrich Christian werd caféhouder. Oorspronkelijk was er ook een woonhuis bij (Een Leibzuchthaus dat vaak naast een groot huis gebouwd werd t.b.v. de grootouder(s)). Het is nog niet zo lang geleden afgebroken. In 1884 werd het huis na vele generaties Quatfass kroegbazen verkocht, maar nog tot 1901 bleef een Quadfaß in het Leibzuchthaus wonen.
Van 1865 tot 1873 was ook Rawaule 4 (huis 68) van Quadfaß (dat huis brandde in 1890 af). Vanaf 1901 tot 1926 woonde de metselaar Friedrich Quadfaß in een ander huis in Hillentrup, namelijk een stuk van de Bauernschaft nummer 35 (Hauptstrasse 84 en 86)

Henrich Christian Quadfasel leeft van 1715 tot vóór 1777. Op 21 nov 1736 trouwt hij met Anna Lisebet Hoppen.

                                  I
Henrich Christiahn
en Anna Lisebet hebben zeven kinderen:

                                  I
Simon Henrich
en Anna Maria Elisabeth Brand krijgen 6 zonen.

Er zijn meer Quatfassen in Hillentrup.
In Hillentrup leeft op dat moment ook Johan Simon Quatfass. Hij krijgt op 12 januari 1778 een zoon, Johann Conrad Quadfass
Misschien is Friedrich Conrad Quadfass een zoon van hem. Hij trouwt 17 november 1830 met Caroline Wilhelmine Solle (ook Meiersollen), Zij krijgen op 9 december 1832 een zoon Johan Friedrich

Ook gevonden: Johann Hermann Jobst Friedrich, 11 mei 1753, zijn vader is Christian Quadfass. Hij trouwt op 14 november 1786 in Blomberg met Dorothea Elisabeth Sostmann en heeft samen met haar kinderen: Sophie Ilsabein ( gedoopt 3 januari 1790), Henriëtte Sophie (gedoopt 21 mei 1793), Johan Friedrich Quatfast (gedoopt 26 juni 1796) en Johan Friedrich Adolph, gedoopt 13 mei 1799


Quatfassen in Matorf Pillenbruch

                               I
Johan Friedrich Christoph Quatfaß
(afkomstig uit Hillentrup) en Anna Sophia Bernd Bartling kregen twee zoons en twee dochters.

Johan Friedrich Christoph werd boer in Matorf
Kan je wel zomaar als zoon van een caféhouder boer worden? Eigenlijk is het andersom: het is moeilijk je in die tijd iemand voor te stellen die naast zijn andere werk niet óók boer is, al was het alleen maar ten behoevean de eigen familie.

In 1851 bijvoorbeeld staat in het Hillentrups archief dat caféhouder Quadfaß volgens eeuwenoud Huderecht op de omliggende bosweiden 3 paarden, 4 koeien, 2 stuks slachtvee, 3 varkens en 6 ganzen mocht laten verblijven. Toen het Huderecht werd opgeheven werd Quadfaß mede eigenaar van de Realgemeinde (gemeenschappelijk grondbezit).



Schrijfwijze
Men nam het tot en met de negentiende eeuw nog niet zo nauw met de schrijfwijze van namen. Analfabetisme zal daar zeker ook een rol bij hebben gespeeld. Zo kon iedereen op papier zijn eigen draai geven aan een naam die ze alleen van uitspraak kenden. Het kan zijn dat de naam Quatfass zoals we hem nu kennen zijn vaste vorm pas aannam in Nederland, maar het kan ook al eerder gebeurd zijn.
Zoeken op internet wijst uit dat de naam Quatfass (met een t in het midden) in Duitsland nauwelijks voorkomt. Één keer komt wel al de naam Quatfass voor met een -t- geschreven. Een vrouw uit Lemgo (geboren 1818) schijnt getrouwd te zijn met een Quatfass waarvan de geboortedatum niet bekend is.
In de buurt rond Detmold, het vorstendom Lippe, en de omgeving van Hamburg komen wel regelmatig de namen Quadfass of Quadfasel of Quadfaß voor. Ook zijn er enkele Quadfassen in Canada. Amerikaanse Quatfassen hebben de oorspronkelijke spelling behouden nl. Quadfasel. Zijn daar wellicht afstammelingen van Simon Heinrich bij?

Schrijfwijzen in de archieven in Duitsland:
Quadfasel
Quadfassel
Quadvasel

Quafvassel
Quadvasels
Quattfassel
Quatfasels
Quadfasel

Quadwassel
Quadfaß
Quatfaß
Quatfast
Kwotfas
(op het huis in Hillentrup)


Overzichtskaart Talle en Matorf (ten westen van Bielefeld en ten noorden van Detmold)


Matorf, geboorteplaats van Christoffel

Hillentrup
Hillentrup
Dé Quatfass schrijft: 'Achter de kerk stond de "Krug" van de oude voorvader waar boven de entree in hout de namen van hem en zijn vrouw ingebeiteld waren.
Toen werd Quatfass met 'Kwa' geschreven.'


Matorf en Talle (geboorteplaats Johann Friedrich) op één kaart

30 jarige oorlog
Op deze website met getuigenissen over de 30 jarige oorlog (1618–1648) wordt een Quadfasel genoemd als aanvoerder van een 'Freikompanie' die brandstichtend o.a. Bönninghausen inneemt.

Am 20.5.1634 wurde Bönninghausen (wohl auch wegen des recht erfolgreichen Kleinkriegs) zum Freiherrn erhoben; in der Begründung hieß es, er habe sich „von anfang der entsprungenen Böhembischen Rebellion, volgents im Romischen Reich noch schwebend vnnd empor gehenden Kriegs vnruhen“ ausgezeichnet.Seinen Truppen gehörten Freikompanien an, die von Grasteufel, Brandjohann, Hasenbein und Quadfasel geführt wurden und zum Teil in Truppen von etwa hundert Mann operierten. Ihre Stützpunkte lagen in Salzkotten(am 22.12.1633 von hessen-kasselischen Truppen erstürmt, Marsberg, Warburg und Brakel„Welcher gestalt Paul Daube mit seinem reuberischen grossen ahnhang sich nicht alleinn der statt Warburgk impatronirt, sondern auch mit etzlichen hundert pferden uff unssern grentzen finden lassen undt dieselbe wohl allen vermuhtungen nach mit zuziehung etzlicher Böninghaussischen trouppen unser fürstenthumb invadiren undt darinne ihrem gebrauch nach mit sengen undt brennen, rauben undt morden übell gebahren, unss auch dardurch von unsserm vorhaben zu divertiren understehen dörfte“.


Midden in Duitsland

 

Ridders?

In het -Geschlechts-Register Der Reichs Frey unmittelbaren Ritterschafft Landes zu Francken Löblichen Orts Ottenwald- komen we een familie Von Selbach zur Eichen tegen.
Bij hun naam staat: Genannt Quadvassel. Het boek is hier te vinden in Google Books.
Ook in een ander Google book -Neue kleine Schriften - van Johann Georg Estor uit 1762, wordt deze Gottfried Von Selbach genoemd. Hij wordt hier Quattfassel genoemd
Het is ook heel interessant een informatieboekje van de Heimatverrein Zeppenfeld over de Von Selbachs te lezen waarin o.a op blz 5 te lezen is hoe de naam Quadvassel ontstaan is.

 

Een selectie uit de stukken in o.a. het Historisches Archiv der Stadt Kölnn en het archief van Nordrhein-Westfalen.

9 januari 1559
Zeppenfeld Friedrich von Wilnsdorf genannt Kolbe beredet die Ehe mit Maria von Dernbach ( Derm -), Schwester des Albrecht Dernbach und Tochter der verwitweten Margarete von Berninghausen (Bernig -), im Beisein der beiderseitigen Vettern, Schwäger und Freunde, nämlich des Johann von Padberg (-burg ), seiner Söhne Philipp und Friedrich, der Gebrüder Philipp und Wilhelm von Langenbach bzw. auf Seiten der Braut des Philipp von Dernbach und der Gebrüder Johann, Leo und Jost von Meisenburg (-buck ) sowie des Johann von Seelbach genannt Quadfasel, der als Obmann beider Seiten fungiert. Die Braut erhält von Mutter und Bruder eine Aussteuer an Schmuck, Kleidung und Hausrat, wie nach adeligem Brauch landesüblich ist, und nach Kirchgang und Vollzug der Ehe 700 Gulden zu je 26 Albus als Mitgift, für die bis zur Auszahlung eine Jahrrente von 35 Gulden entrichtet und auf sicheren Unterpfand verschrieben werden soll. Mit dieser Mitgift soll der Bräutigam als Gegengeld den gleichen Beitrag, also insgesamt 1400 Gulden, auf seinen Hof zu Hambach bei Siegen anlegen und auf eine Verzinsung von fünf von Hundert verschreiben. Ferener hat er sie mit einer stattlichen Morgengabe zu versehen und mit einer guten freien Wohnung auf seinem genannten Hof. Nach der Hochzeit soll Maria dann auf alle väterlichen und mütterlichen Güter schriftlich verzichten; Bei- und Seitfälle bleiben ihr jedoch vorbehalten. Die Beredung wird ungültig, wenn einer der Brautleute vor Vollzug der Ehe stirbt. Es folgen die üblichen Eventualvereinbarungen für einen überlebenden Ehepartner bei gesegneter wie kinderloser Ehe und für den Fall einer Wiederverheiratung. Zwei gleichlautende Ausfertigungen werden geschrieben, an die ihre Siegel anhängen sollen der Bräutigam, der Bruder der Braut und alle genannten Heiratsfreunde. Bem.: Rückvermerk: De anno 1559, Duplicat, Heyrathsverschreibungh Friderichen vonn Wilstorf [!] genant Kolben mitt Mergen vonn Derrenbach, Heiderichs vonn Derrenbach undt Margarethen vonn Bernikhausen ehlich erzeugter tochter wiedan Albrechts vonn Derrenbach leibliger Swester.
Bestellsignatur : Verweis
Altsignatur : Bestellsignatur: Kasten 14
U 1868

1 mei 1584
Weschpfennigsbröl Gotthard von Scheidt genannt Weschpfennig, Sohn des verstorbenen Rorich von Scheidt gen. Weschpfennig, beredet die Ehe mit Katharina, Tochter des verstorbenen Amtmanns zu Dillenburg Albrecht von Derenbach (Derren -). ... Neben den Hochzeitern unterschreiben und hängen ihre Siegel an die Gebrüdern Herr Peter, Abt zu Springiersbach (Sprinckers -), Engelbert und Wilhelm von Scheidt gen. Weschpfennig, ferner Johann von Lützerode (-rath ), Amtmann zu Windeck, Heinrich von Scheidt gen. Weschpfennig, Woter von Gebhardshain (Gevertzhaen ) und Heinrich von Meckenheim, sodann auf Seiten der Braut Leo von Meisenbug (- buch ), Konrad von Seelbach gen. Quadfasel und Wilhelm von der Lippe gen. Hoen. Darunter: 1703 August 29 - Venauen (Vinawen ) Johann Karl Freiherr von Belven zu Venauen bezeugt, daß obenstehender Auszug mit dem Original übereinstimmt, das ihm neben anderen Archivalien der Familie Weschpfennig durch seine verstorbene Ehefrau Anna Katharina von Scheidt gen. Weschpfennig, der zweiten Erbtochter des verstorbenen Engelbert von Scheidt gen. Weschpfennig zu Elsfeld und Rott und der Anna (von ) Lüninck zu Niederpleis, zugekommen ist und von ihm auf seinem Hause Venauen an der Sülz zu Fürstentum Berg, Amt Lülsdorf, verwahrt wird. Der Aussteller unterschreibt und drückt sein Petschaft auf. Darunter: 1703 September 4 - Rott Franz Bodenius, der Gerichtsschreiber des Landes und Amtes Blankenberg, bestätigt durch Unterschrift und Aufdrücken seines Petschafts, daß Freiherr von Belven zu Venauen die Richtigkleit - wie oben - eigenhändig attestiert hat. Darunter: 1704 Juni 20 Petrus Wever, königlich preußischer Richter zu Meinerzhagen im Amt Altena, bezeugt durch Unterschrift und Aufdrücken seines gerichtlichen Siegels, daß vorstehender Auszug mit dem Text übereinstimmt, der ihm vom Obristen Freiherr von Neuhof gen. Ley zu Badinghagen vorgelegt wurde. Ferner unterschreibt der ausfertigende Gerichtsschreiber Stephan Franz Wever.
Bestellsignatur : Verweis
Altsignatur : Bestellsignatur: Kasten 37
U 1934

28 Augustus 1577
Siegen Volmar von Scheidt genannt Weschpfennig beredet die Ehe mit Agnes, Tochter des verstorbenen Albrecht von Dernbach (Term -), Amtmanns zu Dillenburg (Tiellenpurgk ). Er bringt ein all sein Hab und Gut, wie er es ererbt hat und noch erben mag, sie ebenso alles, was ihr erblich zugekommen ist und noch anfallen mag. Zu einem Wittum verspricht er ihr einen adeligen Sitz, etwa Haus Scheidt oder welchen Sitz er sonst haben wird. [Es folgen die üblichen Eventualklauseln für einen überlebenden Ehepartner und die Fälle der Kinderlosigkeit wie der Wiederverheiratung.] Neben dem Bräutigam sollen unterschreiben und siegeln die beiderseitigen Heiratsfreunde, nämich für ihn Gotthard von Scheidt genannt Wespfennig, Wilhelm von der Lippe genannt Hoen (Hoin ), Christoffel von Seelbach genannt Lohe, Claus Seelbach zu Bülgenauel (-auwe ) und Asmus von Ottenstein, sodann für die Braut Johann Meisenbug, Landvogt an der Werra, Johann von Berninghausen (Bernk -), Leo Meisenbug, Jost Meisenbug, Konrad Meisenbug, Friedrich von Wilnsdorf genannt Kolbe und Konrad genannt Quadfasel.
Bestellsignatur : Verweis
Altsignatur : Bestellsignatur: Kasten (?) §§§
U 1914

10 juli 1696
Badinghagen Nach Streitigkeiten zwischen den v. Neuhof gen. Ley und den v. Seelbach gen. Quadfasel (- vasel ) wegen des Verkaufs eines Viertels des Hofes zu Mittelsohlbach in der Herrschaft Wildenburg und wegen abgehauenen Gehölzes wird bei der heutigen Zu-sammenkunft der Parteien durch Vergleich vereinbart, daß Engel-bert v. Seelbach an Anna Margarete v. Scheid gen. Weschpfennig, Witwe [des Engelbert] v. Neuhof gen. Ley, 216 Rtl. zahlen soll zur Ablöse ihrer Forderungen. Dieser Ertrag wurde sogleich entrichtet. Darüber wird hiermit quittiert, und damit sollen alle Forderungen und Gegenforde-rungen, so auch die des v. Seelbach auf anteilige Übernahme von Baukosten für den unbebauten Hof zu Deurigen, erledigt sein. Es unterschreiben und petschieren die Witwe v. Neuhof gen. Ley und Engelbert v. Seelbach; als Zeugin unterschreibt A[gnes] E[lisabeth] v. Neuhof gen. Ley.
Bestellsignatur : Verweis
Altsignatur : Bestellsignatur: Kasten 63
U 705

1605
Kaspar Magnus Schenk v. Schweinsberg, Hermannstein, Konrad v. Selbach gen. Quadfasel, Sebastian v. Hatzfeld zu Krottorf, Herr zu Wildenberg und Schönstein, und Philipp v. Langenbach, Amtmann zu Dillenburg, werden zu Vormündern der minderjähr. Anna Maria, Anna Marg., Gottfried, Sebastian Burkhard und Hermann, Kinder der + Eheleute Erasmus v. Ottenstein zu Junkernthal und Marg. v. Hatzfeld, ernannt.RKG 1605
Bestellsignatur : Reichskammergericht, Nr. 0 O 261
Altsignatur : 1497
Aktenzeichen : 4226

1596
Tauschvertrag zwischen Conrad von Seelbach genannt Quadfasel zu Zeppenfeld und Hermann Böcklingen zu Friesenhagen wegen Gütern bei Friesenhagen und Mittelsolbach
v.num : 7576

Rond 1600
Die Vettern Philipp und Gottfried von Selbach, gen. Quadfasel lassen nach dem Tod des Junkers Konrad von Selbach, gen. Quadfasel durch einen Notar diejenigen in Zeppenfeld befindlichen Urkunden verzeichnen, die das Haus Lohe betreffen
Bestellsignatur : Haus Heistern, Nr. 160

Verschillende jaren
Aktenauszüge und Abschriften zur lippischen Geschichte, Bd. 15
Diebstahl von Pferden bei Vehemeier, Kütemeier zu Vennebeck, Jobst [Jodocus] Quadfasel und Beine zu Jerxen (1635, 1646-1649, 1728)

1593
Konrad v. Selbach gen. Quadfasel zu Zeppenfeld, Bekl. gegen Wilh. v. Selbach zu Zeppenfeld, Kl.Streit um einen Mühlenteich und Graben bei Zeppenfeld, insbes. aber, ob Bekl. als Mitglied der Reichsritterschaft der Wetterau nur vor dem RKG verklagt werden könne.(1. Nassau-Saynische Räte)2. RKG 1593
Darin: Auszüge aus Protokollen des Nassauischen Oberhofs zu Siegen 1512 ff.; Auszüge aus den Adel im Seelbacher Grund betr. Gerichtsbescheiden 1525 ff.; Urfehden der v. Selbach 1533 ff.; Auszüge von Rügeprotokollen des Amtes Burbach 1562, 1588, 1592 und von Verhörsprotokollen 1567, 1581
Bestellsignatur : Reichskammergericht, Nr. S 1149
Altsignatur : 4138
Aktenzeichen : 5305