Henrich Christian Quadfaß

Henrich Christian Quadfaß geboren 1715. Zoon van Tönies Henrich. Henrich Christian trouwt op 21 november 1736 in Wierborn met Anna Lisabeth Hoppen

Hij verhuist naar Hillentrup, waar hij samen met Anna Lisabeth Krüger wordt in het café dat al een aantal generaties van haar famile was.

Henrich Christiahn en Anna Lisebet hebben zeven kinderen:

Rawaule 6 Hillentrup

Henrich Christian overlijdt vóór 1777.

Zoon Simon Henrich (1745) was voorvader van onze Nederlandse Quatfass tak, maar dochter Friederika Louise (1750) werd óók voorouder van een Nederlandse tak. Zij trouwde op 18 december 1771 in Almena (Lippe) met Johan Hermann Anton Riecke.
Zij kregen 5 kinderen. Zoon Hermann Cristoph , geboren in 1780 ging in 1799/1800 naar Nederland (Loppersum) om als dagloner te werken. Hij trouwde daar (als Harm Stoffers Rijke) eerst met Trijntje Tjakkes en later, in 1813, met Geertje Aljes Balkema. Friederika leefde nog op het moment van dit tweede huwelijk.
(informatie van: Dinah Hurulean-Rijke)


Quatfassen in Hillentrup

HEKSERIJ
Het huis van 1749 is waarschijnlijk herbouwd (na een brand?) want vanaf 1519 wordt het al genoemd als eigendom van de kerk. Ritmeester Caspar Hoppe werd in 1640 pachter van het huis door een huwelijk met de weduwe van de vorige kroegbaas. Die weduwe was van halfadellijke afkomst (Catharine Meyer zu Dinglinghausen). Het huwelijk met haar was een goede zet van Hoppe want later werd hij benoemd tot Amtmann van Blomberg.
Hij zorgde er voor dat het huis in 1651 door Graaf Casimir werd afgepakt van de kerk en tot erfelijk “freien Gut” van de familie Hoppe werd verklaard. Wel moest nog een jaarlijkse afdracht aan de kerk worden betaald.
Na zijn dood in 1652 ging zijn weduwe met haar kinderen in de regiohoofdstad Lemgo Wonen. Lemgo was in die tijd het Europese centrum van de heksenjacht. De dochter van de weduwe Hoppe, Margarete Catharine, ging in Lemgo op school bij meester Hermann Beschoren die kort daarna van hekserij beschuldigd werd. Tijdens de twee dagen durende folteringen bekende hij dat hij veel van zijn leerlingen de hekserij geleerd had. De dochter werd in Detmold samen met de andere leerlingen volgens de regels van het evangelische kerkgericht in een soort ontheksingskliniek onder gebracht.
In 1654 werd meester Beschoren terechtgesteld en ging de weduwe Hoppe terug naar haar oude huis. Ze nam het beheer weer over van de pachter Christof Wulf.

De oude Kroeg van Hillentrup, Rawaule 6 (vroeger huis nr. 30) is van 1749 tot 1901 bewoond door achtereenvolgende generaties Quadfaß. Op oude huizen in het gebied wordt vaak in hout gesneden wie het huis bouwden, in dit geval: Henrich Christiahn Kwotfas en Anna Lisebet Hoppen.
Huis Rawaule 6 HillentrupDoor het huwelijk in 1736 tussen Henrich Christian Quadfaß en Anna Lisebet kwam het huis in het bezit van de Quatfassen. Henrich Christian werd caféhouder.
Oorspronkelijk stond op het erf, naast het grote café met stallen en woonhuis, nog een vrijstaand woonhuis. Zo'n apart huis werd vaak als 'Leibzuchthaus' naast een groot huis gebouwd t.b.v. de grootouder(s). Het is nog niet zo lang geleden afgebroken. In 1884 werd het grote huis na vele generaties Quatfass kroegbazen verkocht, maar nog tot 1901 bleef een Quadfaß in het Leibzuchthaus wonen.

In 1851 had Quadfaß recht om op de omliggende weiden 3 paarden, 4 koeien, 2 stuks slachtvee, 3 varkens en 6 ganzen te laten verblijven (volgens eeuwenoude Huderechte). Toen dat Huderecht werd opgeheven werd Quadfaß mede eigenaar van de Realgemeinde (gemeenschappelijk grondbezit).

Van 1865 tot 1873 was ook Rawaule 4 (huis 68) eigendom van Quadfaß (dat huis brandde in 1890 af). Vanaf 1901 tot 1926 woonde de metselaar Friedrich Quadfaß in een ander huis in Hillentrup, namelijk een stuk van de Bauernschaft nummer 35 (Hauptstrasse 84 en 86)