Simon werd geboren op 6 augustus 1882 in Watergraafsmeer.
Tweede zoon (5e kind) van Johan
Georg Quatfass en Cornelia Lunstroo. Simon
trouwde op 4 maart 1909 in Watergraafsmeer met Hermina Alida Betlehem, (Mijntje). Hij
was toen 26, zij 24 jaar oud,. Mijntje was geboren op 8 mei 1884 in Amsterdam
als dochter van Sietze Harmens Betlehem en Gezina
Hendrika Lunstroo. Gezina Hendrika was de 2 jaar jongere zus van
Simon's moeder, Cornelia
Lunstroo. Simon en Mijntje waren dus neef en nicht.
Kinderen van Simon en Mijntje:
Simon Hendrik (Simon),
geboren op 24 december 1909 in Watergraafsmeer.
Sietze Harmens (Henk) ,
geboren op 14 februari 1913 in Watergraafsmeer.
Mijntje Bethlehem |
Simon was sportief. Tot op latere leeftijd deed hij gymnastiekoefeningen.
Hij begon de dag met een schouderhandstand.
In zijn jonge jaren was hij net als zijn broer Freek worstelaar (o.a. kampioen
van Amsterdam in 1906). Hij deed daarvoor krachttraining met zelfgemaakte gewichten
(twee met cement gevulde bloempotten en een stok er tussen in).
Hij gaf het worstelen op nadat hij een arm gebroken had en zijn toekomstige
vrouw hem voor de keuze stelde: 'mij of het worstelen'. Mijntje was
een bijzonder mooie vrouw, dus de keus was snel gemaakt.
Simon was eerst tuinder van beroep (specialiteit: uien). Hij had in 1908 de
tuinderij aan de Ringdijk 87 overgenomen van zijn vader.
Op de tuinderij werkte ook personeel. Het was zwaar werk en ze moesten 's morgens
vroeg beginnen. Mijntje zorgde voor het vele eten van de werkmannen. Vóór ze trouwde had ze een succesvol naaiatelier, samen met haar zus Luus en een
vriendin, Dien Abeen. Vanaf haar trouwen draaide haar leven rondom de vele
schaftpauzes. 'Ze
hadden hun kont nog niet gekeerd of daar stonden ze alweer' vertelde ze
er later over.
Het tuinpersoneel sprak Simon aan met 'baas'.
Later werd hij door zowel zijn vrouw als zijn kinderen ook 'Baas' genoemd.
Toen het Betondorp gebouwd
werd begonnen Simon en Mijntje daar een groentenwinkel (Ploegstraat 60), vlakbij de Reve's die op nummer 57 woonden. (Volgens de woningkaart verhuisden ze op 11 augustus 1924 van de Ringdijk naar de Ploegstraat)
De grond van de tuinderij
werd na 1928 verkocht. Later werd op de plaats waar de tuinderij was o.a.
een grote Renaultgarage gebouwd (nu aan het einde van de Wibautstraat, vlak
bij het Amstelstation).
Op het kaartje waarop S.H. Quatfass
zich beleefd aanbeveelt wordt nog gesproken van de tuinderij aan de Ringdijk. Later kreeg hij een nieuwe tuin in Diemen en nog later in Duivendrecht. Naast het werk in de winkel is Simon altijd blijven tuinieren.
Het woonhuis van de boerderij aan de Ringdijk
werd veel later afgebroken, in 1946.
Nadat de winkel
was overgenomen door zijn zoon Simon en zijn vrouw Jeanne Hesp verhuisden Simon
en Mijntje naar Veeteeltstraat 150 (ook Betondorp).
Simon, de kinderen en Joop |
Simon was een zachtaardige man. Hij had diep gegroefde
eeltige handen van het werken in de tuin en hij rook voor altijd naar aarde.
Simon heeft altijd een tuin aangehouden. Eerst in Diemen, later in Duivendrecht.
Daar hield hij ook konijnen. Elke verjaardag en met kerst werd er een zelfgeslacht
konijn gegeten. Konijnensoep (hart en lever van het konijn werden meegekookt) en gebraden konijn bij de aardappels.
Hij kon prachtig
verhalen vertellen over vroeger, maar over het einde van Joop vertelde hij
niet graag.
Joop was zijn lievelingspaard dat hij had ten behoeve van de groentenwinkel.
Het was een afgekeurd drafpaard dat altijd alle andere paarden wilde inhalen.
Als 's zondags het gezin met paard en wagen langs het Merwede kanaal (tegenwoordig
Amsterdam-Rijnkanaal) op familiebezoek ging in Nigtevecht liep 'de
Baas' op last van 'Moe' de hele weg naast Joop om te zorgen dat
hij niet te hard ging.
Op een kwade nacht werd Joop gestolen uit de wei. De rest van zijn leven achtervolgde Simon 's nachts tijdens zijn slaap luidop dromend de dief.
Mijntje was 'de Baas' de baas. Haar zuinigheid
is welhaast legendarisch. De kachel ging niet langer aan dan strict noodzakelijk,
de wastafel had maar één
kraan -koud- en elke avond mocht het licht pas ontstoken
worden nadat het Parool bezorgd was. Er stond voor het huis een lantaarnpaal
en die gaf tot die tijd voldoende licht, vond Mijntje. Electriciteit werd
afgerekend d.m.v. een meter die draaide op guldens. Elke keer als de gulden
op was moest 'de
Baas' in het pikkedonker naar boven in de rommelkast met veel gestommel
een gulden bijvullen. Méér dan één gulden tegelijk
in de meter zou maar tot verspilling leiden.
Ooit had de dokter gezegd dat
Simon in verband met zijn zwakke darmen laxerende dingen beter kon mijden.
Zo kon hij bijvoorbeeld 's morgens beter gekookte rijst nemen als ontbijt.
Sinds die tijd ontbeet hij elke dag met gekookte rijst... met boter en suiker.
Bij zijn overlijden liet Simon een huis na aan de Camperstraat in Amsterdam. Hij had dat als belegging gekocht, maar ooit had hij méér huizen. De ome Herman die in het verhaal genoemd wordt is Herman Bethlehem, een zwager van Simon. Henk hemelt de kwaliteit van de huizen nogal op.
Simon overleed op 28 mei 1963 aan longkanker. Hij was toen 80 jaar oud. Hij
is begraven te Diemen op 'Gedenk
te Sterven'.
'Kom toch ook Moe', zei hij op zijn sterfbed. 'Nee Baas,nu niet,
maar volgend jaar kom ik' antwoordde
Mijntje. Ze heeft woord gehouden. Ruim een jaar later (4 september
1964, 80 jaar oud). overleed ze in het Burgerziekenhuis aan complicaties bij
een galsteenoperatie. Ook zij werd begraven op 'Gedenk te Sterven'.